De bekerfinale en het dubbele gezicht van geweld

05 Mei 2025

De bekerfinale en het dubbele gezicht van geweld

Zijn het Brusselse jongeren uit Molenbeek, dan spreken we over 'rellen', zijn het witte hooligans, dan noemen we geweld 'folklore'. - Emile Luhahi 

Rond negen uur trilt mijn gsm me zacht wakker. Geen haast vandaag. Het is vakantie. Geen zwemles aan jongeren uit mijn wijk zoals gewoonlijk. Buiten wacht een ontbijt: fluffy pancakes en een frisse smoothie.

Enfin, vakantie voor een deel van Brussel. De ene helft volgt de Vlaamse kalender, de andere de Franstalige. Twee ritmes in één stad. Typisch Brussel. Maar daarover een andere keer.
Vandaag gaat het over voetbal, over geweld, en over wat we liever niet benoemen wanneer het misloopt.

Na het ontbijt wandel ik terug richting het metrostation. Via de voetgangerszone, langs de Beurs. Daar stuit ik op de eerste sporen van de dag: lege blikjes, volle glazen, groepjes mannen bij elkaar. Anderlecht-supporters, vermoed ik, te herkennen aan de kleuren hier en daar, al dragen de meesten zwart. Geen truitjes, geen sjaals. Niet de doorsnee fans dus, maar een ander type aanhang.

Ik maak meteen de link: bekerfinale vandaag, RSCA tegen Club Brugge.

Ik denk aan de Brugge-supporters. Worden die vandaag met de combi vervoerd? Dat is nochtans de standaard bij risicowedstrijden: bus op, bus af, zo min mogelijk contact met de rest van de stad. Geen toevallige kruisingen met andere supporters of buurtbewoners, een vorm van preventieve controle, omdat men weet dat in bepaalde kringen het geweld nooit ver weg is.

Bij de Beurs merk ik een paar spotters op. Ze dragen geen uniform, maar de oortjes verraden hun rol. Ze positioneren zich op strategische plekken, registreren iedere beweging, wachten af. Toch hangt er iets in de lucht.

Ik stap de metro in, richting huis. Voetbal zal deze zondag het ritme van mijn dag blijven bepalen. Thuis zet ik de televisie aan: Real Madrid speelt. De wedstrijd is nog maar net begonnen, en ondertussen vliegen in een WhatsApp-groep met Brusselse vrienden de berichten heen en weer. Barça of Madrid, dat verdeelt ons al jaren. In Brussel zijn dat de echte volksclubs geworden. Ze liggen ver weg, maar zijn dichtbij genoeg om in te dromen. Veel dichterbij dan RSCA, RWDM of zelfs het sympathieke Union.

Die afstand is niet alleen sportief. Ze is ook sociaal, cultureel, symbolisch. Voor veel jongeren met een migratieachtergrond is het stadion geen vanzelfsprekende plek. Waar anderen herinneringen koesteren, voelen wij vaak afstand of iets dat wringt. Wantrouwen, ongemak. Want racisme, alcoholcultuur, seksisme en machisme zijn diep ingebakken in de dynamiek achter de goals, waar groepsgedrag belangrijker is dan grenzen.

En dan komt het nieuws binnen. Club-supporters in Molenbeek. Winkels vernield. Racistische spreekkoren. Nazi-groeten. Op sociale media circuleert een video waarin
iemand bewusteloos op straat ligt. Alsof de finale elders plaatsvond, alsof er geen spotters waren, alsof dit geen risicomatch was.

En dan hoor je het refrein dat we intussen allemaal kennen: “Er was geweld langs beide kanten.” Die zin, die altijd terugkomt, die dient om verschillen glad te strijken, om geen schuldige aan te wijzen, om de context te wissen.
Maar het is precies die context die we dringend moeten benoemen. Hoe kan het dat een groep van 200, misschien 300 Brugse supporters zich ongehinderd door Molenbeek kan bewegen, op een dag waarop alles erop wees dat spanningen mogelijk waren? Waar was de begeleiding? Waar was de controle?

Meer nog, waar is de maatschappelijke verontwaardiging? Diezelfde die zich luid laat horen wanneer jongeren uit Brussel zich misdragen op het strand of in recreatiedomeinen. Waar zijn de tweets van rechtse politici, die anders zo snel klaarstaan om het geweld “in alle vormen” te veroordelen?

Waarom wordt hooliganisme in Vlaanderen nog te vaak gezien als folklore, als een rauw randje van de voetbalcultuur? Terwijl elk incident met jongeren uit wijken als de mijne meteen als maatschappelijk probleem wordt geframed?
Wat kost deze tolerantie voor geweld ons eigenlijk? In politie-uren, in herstelde ruiten, in gedegradeerd vertrouwen?

Waarom lukt het ons in België nog steeds niet om gemengde tribunes te creëren? In sommige landen kunnen supporters van verschillende clubs gewoon samen zitten, zonder dat het misloopt. Hier blijft het voetballandschap gesegregeerd, verdeeld in rivaliserende groepen, met alle risico’s van dien. Maar waarom is dat zo? Waarom is er in België een onuitgesproken regel dat het niet kan?

En als we het dan toch hebben over gemengde tribunes, waarom zorgen we er niet voor dat stadions echt inclusieve plekken worden? Waarom kunnen mensen met een migratieachtergrond, of mensen uit de LGBTQ+ gemeenschap, niet zonder ongemak of angst naar een wedstrijd gaan? Waarom moeten zij zich nog steeds afvragen of ze wel welkom zijn?

Het is tijd om van het stadion een ruimte te maken waar iedereen zich veilig en geaccepteerd voelt, ongeacht wie je bent of waar je vandaan komt.

In 2005 riepen we "Stand Up Speak Up". In 2008 stond ik op het Dapperheidsplein in Anderlecht. Vandaag is het 2025. En ik vraag me af, wat is er eigenlijk écht veranderd?
Niets. Niets wezenlijks. Racisme, hooliganisme, discriminatie, het zijn in België geen nieuwigheden. We hebben er al zoveel over gepraat, zoveel over geschreven, maar de realiteit blijft hetzelfde.

Het stadion, de plek die zou moeten staan voor passie en verbinding, blijft te vaak een bolwerk van haat, uitsluiting en geweld.